Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • haar·streng
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord haarstreng haarstrengen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

haarstreng v/m [1]

  1. bundel haren
    • Het stresshormoon cortisol blijkt echter een ‘afdruk’ achter te laten in je haar, waardoor je met behulp van één haarstreng tot wel twee jaar kan terugkijken in de tijd. [2] 
    • "Clay, wat zou je doen als je niet zou kunnen surfen?"
      Hij staart voor zich uit over de snelweg. "Geen idee." En na een lange pauze: "Ik denk dat ik zou wensen dat ik het wel zou kunnen." Hij draait een haarstreng rond zijn wijsvinger. [3]
       
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf FIDES CIBLAK 19 jan. 2013 Haar
  3. HP de Tijd 30/07 | 2010 Zeezucht