hét
- hét
hét
- bij uitstek het, het alle kenmerkende eigenschappen uitzonderlijk sterk bezittend
- Het verschijnen van builen is hét bewijs dat er pest en geen andere besmettelijke ziekte in het spel is. [2]
- het standaard, het doorsnee (vaak ontkennend gebruikt om verscheidenheid te benadrukken)
- (...) zodra de beoordeling van boeken door kinderen ter sprake komt, is er wel iemand die opmerkt dat hét kind niet bestaat (...) [3]
- Het woord 'hét' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Ludo Permentier & Rik Schutz“Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen” (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, het
- ↑ Noordegraaf L. & G. ValkDe gave Gods. De pest in Holland vanaf de late middeleeuwen. (1996) Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam; ISBN 9035117778; p. 22; geraadpleegd 2015-11-06
- ↑ Vries, A. de"Wat zegt de kinderjury? De stem van de kinderen bij de canonisering van kinderboeken." in:Lierop-Debrauwer, H. van, e.a.Het paard van Troje. Niet-schoolse teksten in het onderwijs. (1996) NBLC Uitgeverij, Den Haag; ISBN 9054831006; p. 107; geraadpleegd 2015-11-06
- IPA: /ˈheːt/
Telwoord (hun) | ||||
---|---|---|---|---|
0 | ||||
1 | 11 | 10 | 100 | 103 |
2 | 12 | 20 | 200 | 106 |
3 | 13 | 30 | 300 | 109 |
4 | 14 | 40 | 400 | 1012 |
5 | 15 | 50 | 500 | 1015 |
6 | 16 | 60 | 600 | 1018 |
7 | 17 | 70 | 700 | 1021 |
8 | 18 | 80 | 800 | 1024 |
9 | 19 | 90 | 900 | 1027 |
hét
hét
- Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord leikr
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
leikur | leikari | leikastur |
alle verbuigingsvormen |
hét
- sterke verbuiging eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van heita
hét
- sterke verbuiging derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van heita