Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • gro·te bos·wach·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grote boswachter grote boswachters
verkleinwoord groot boswachtertje grote boswachtertjes

Zelfstandig naamwoord

de grote boswachterm

  1. (vlinders) Hipparchia fagi   een vlinder uit de onderfamilie Satyrinae, de zandoogjes en erebia's. De vlinder heeft een spanwijdte van 66 tot 76 millimeter. De mannetjes vliegen hoog langs de boomkruinen en verdedigen hun territorium tegen soortgenoten
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie