Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groot·bank
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grootbank grootbanken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de grootbankv / m

  1. (financieel) (economie) een grote financiële bank
    • Ook Tweede Kamerlid Wouter Koolmees van D66 heeft tegen de krant gezegd dat 'een grootbank bij Financiën had gevraagd of deze constructie mogelijk was.' [1] 
    • ABN Amro is na ING, Rabobank en SNS de vierde grootbank waar een cyberaanval de onlinebanksystemen tijdelijk stillegde. De woordvoerster laat weten dat ABN Amro aangifte gaat doen van het incident. Woensdag werd de bank ook al getroffen door een cyberaanval, maar deze had geen storing tot gevolg. [2] 
    • Pas in de loop van volgend jaar kan er volgens de grootbank door lichte economische groei en toenemende bedrijfsinvesteringen enig herstel voor bepaalde branches zichtbaar worden. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

57 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen