Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gos·pel·mu·ziek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gospelmuziek
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gospelmuziekv

  1. (muziek) christelijk muziekgenre geboren in de katoenvelden van de zuidelijke staten van de Verenigde Staten van Amerika
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen