• gods·woord
enkelvoud meervoud
naamwoord godswoord godswoorden
verkleinwoord

het godswoordo

  1. een 'uitspraak' van god zoals deze in de Bijbel staat
    • ”Christendom roept niet op tot geweld”. Onder deze kop bestrijdt ds. J. R. Visser de opvatting dat het christendom zou aanzetten tot geweld (RD 23-11). Ik citeer: „Met geweld mensen dwingen te ‘geloven’ in de Heere als de enige God heeft niet met het christelijk geloof te maken.” Dit is duidelijke taal waar ik hartelijk mee instem. Wat het komen tot bekering en geloof betreft geldt het Godswoord: „Niet door kracht noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden” (Zach. 4:6). [2] 
    • De doopfestiviteiten, voorafgegaan door een speechje van Sandra Remer en een Godswoord van evangelist McConnel, leken nog even mis te gaan toen De Velde's zoon Stefan er niet in slaagde de fles champagne stuk te smijten tegen de boot, waarna werd besloten de fles maar gewoon te ontkurken. [3] 
88 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]