Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • god·de·loos
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van god met het invoegsel -e- met het achtervoegsel -loos
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen goddeloos goddelozer goddeloost
verbogen goddeloze goddelozere goddelooste
partitief goddeloos goddelozers -

Bijvoeglijk naamwoord

goddeloos

  1. zonder god
    • Biologen hebben hun goddeloze evolutietheorie. 
    • Hij leed een wild en goddeloos leven. 
Synoniemen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be