glossolalie
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: glossolalie (hulp, bestand)
Woordafbreking
- glos·so·la·lie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘extatische verkondiging’ voor het eerst aangetroffen in 1899 [1]
- afgeleid van het Griekse 'glōssa' (tong) met het achtervoegsel -lalie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | glossolalie | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de glossolalie v
- (religie) het spreken van onbegrijpelijke talen tijdens een trancetoestand
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord glossolalie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.