Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • glo·rie·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gloriedag gloriedagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gloriedagm

  1. periode met veel roem
     Owen en ik verlieten stilletjes de lange tafels en feestelijkheden terwijl de traditionele Miss Norway of Greater New York-verkiezing van start ging, maar het ontging ons niet dat het aantal deelnemers sinds de gloriedagen in de jaren vijftig drastisch gedaald moest zijn.[2]
  2. de dag dat men een overwinning behaalt
     Niemand kan er omheen: Losser beleefde een gloriedag. Voor in het dorp al stond het vol met auto’s van bezoekers. En op het plein voor het gemeentehuis omzoomden duizenden belangstellenden de recordpoging om met de langste salade - in de meanderende vorm van de rivier De Dinkel - in het Guinness Book of Records te komen.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron “Losser trots op grootste salade ter wereld” (10-07-2011), Tubantia