Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gloor

Werkwoord

vervoeging van
gloren

gloor

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gloren
    • Ik gloor. 
  2. gebiedende wijs van gloren
    • Gloor! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gloren
    • Gloor je? 

Gangbaarheid

51 % van de Nederlanders;
31 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Gronings

Zelfstandig naamwoord

gloor

  1. (element)(scheikunde) chloor; scheikundig element met atoomnummer 17. Het is een geelgroen halogeen ,dat bij kamertemperatuur gasvormig is
Afkorting


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

gloor

  1. (element)(scheikunde) chloor; scheikundig element met atoomnummer 17. Het is een geelgroen halogeen ,dat bij kamertemperatuur gasvormig is
Afkorting
Synoniemen

Meer informatie