Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·zichts·ver·mo·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gezichtsvermogen gezichtsvermogens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gezichtsvermogeno

  1. de kwaliteit van het zien door een dier
    • Het meten van de visus is het bepalen van het gezichtsvermogen van een patiënt. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid