• ge·zichts·veld
enkelvoud meervoud
naamwoord gezichtsveld gezichtsvelden
verkleinwoord - -

het gezichtsveldo

  1. de ruimte die men met de ogen of een optische instrument overziet
    • De grote vlinder verdween uit het gezichtsveld van de Koning. [1] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 105
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be