Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·zichts·trek·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gezichtstrekking gezichtstrekkingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de gezichtstrekkingv

  1. (verouderd) vreemde gelaatsuitdrukking zoals die ontstaat door onwillekeurige of juist bewust overdreven samentrekking van spieren aan de voorkant van het hoofd
     Pathos is hem blijkbaar vreemd, overdrijving eveneens. Een leider in althans uiterlijke rust slechts een lichte gezichtstrekking verraadt innerlijke gemoedsbeweging.[1]
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Bergh, Herman van den
    “Een lente in de Levant” (1929), p. 37