Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·stresst
Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van stressen: de stam met omvoegsel ge- -t; de officiële Herziene Woordenlijst Nederlandse taal uit 1990 vermeldde "stressen" niet als werkwoord, maar gaf bij "crossen" wel "gecrosst", de editie 1995 bevatte voor het eerst spellingregel 12.E en vermeldde zowel "gestrest" als "gecrost"[1][2]

Werkwoord

gestresst

  1. verouderde spelling of vorm van gestrest tot 1996

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Herziene Woordenlijst Nederlandse taal (1990) SDU, 's-Gravenhage; ISBN 9012061288; pp. 181, 685
  2. Woordenlijst Nederlandse taal (1995) Sdu Uitgevers, Den Haag / Standaard, Antwerpen; ISBN 9075566018; pp. 41, 219, 843


Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·stresst
Woordherkomst en -opbouw
  • Voltooid deelwoord, afgeleid van het Duitse werkwoord stressen met het voorvoegsel ge- en met het achtervoegsel -t
Naar frequentie 11537
stellend vergrotend overtreffend
gestresst
gestresster
am gestresstesten
alle verbuigingsvormen

Bijvoeglijk naamwoord

gestresst

  1. gestresst, gestrest
    «Ein kranker oder gestresster Mitarbeiter kann kaum effektiv arbeiten.»
    Een zieke of gestreste medewerker kan niet effectief werken.
Synoniemen
Typische woordcombinaties
  • gestresste Eltern
gestreste ouders

Werkwoord

gestresst gestresst

  1. voltooid (verleden) deelwoord van stressen

Werkwoord

iss gestresst

  1. derde persoon enkelvoud voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van stressen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Warum bin ich immer so gestresst?
Waarom ben ik altijd zo gestrest?