Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·spe·cu·leer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gespeculeer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gespeculeero

  1. aanhoudend uiten van al dan niet gefundeerde vermoedens
     Het schijnt je koud te laten,'zei Zwanet. Ach, al dat gespeculeer.[1]
     Gespeculeer over diens revalidatie kan hem gestolen worden. "Ik praat graag over de coureur Schumacher, over de succesvolste Formule 1-coureur aller tijden. Als de familie het wil, zullen ze wel mededelingen doen over zijn gezondheid."[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  2.   Weblink bron “Vertrouweling Van de Grint: 'Ik praat liever over de coureur Schumacher'” (29-12-2018), NOS