• ge·snerp
enkelvoud meervoud
naamwoord gesnerp
verkleinwoord

het gesnerpo

  1. een aanhoudend een scherp, schril, luid, piepend geluid
    • Eerder sloegen Amerikaanse audiologen alarm om de herrie in de New Yorkse metro. Zo bleek het gesnerp van ijzer op ijzer op het station Times Square goed voor tussen 92 en 102 decibel. Het stadsbestuur besloot daarop het lawaai aan te pakken. Zo smeren medewerkers de rails in scherpe bochten regelmatig en zijn de wielen en remsystemen van de metrostellen aangepast. [2] 
    • De moed zakt ons even later in de schoenen, bij het zien een aanhoren van JUDAS PRIEST. Temidden van een decor vol Satansgebroed (inclusief een roodgeschilderde Stairway To Hell) beent zanger Rob Halford in een leren jas vol ijzerbeslag op vervaarlijke motorlaarzen over het podium. Kale kop, baardje, type bejaardenwerker. Het publiek vindt het prachtig hoe de band een totaal over de toppe show brengt, gierende solo's, drumgeroffel en Halford's vocale gesnerp. [3] 
89 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[4]