• ge·luk·wen·sen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gelukwensen
wenste geluk
gelukgewenst
zwak -t volledig

gelukwensen

  1. overgankelijk goede wensen jegens iemand uitspreken, gewoonlijk naar aanleiding van een bijzondere gebeurtenis
    • Hij werd van alle kanten gelukgewenst met de geboorte van de tweelingen. 

de gelukwensenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gelukwens
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be