Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·luid·dicht
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen geluiddicht geluiddichter geluiddichtst
verbogen geluiddichte geluiddichtere geluiddichtste
partitief geluiddichts geluiddichters -

Bijvoeglijk naamwoord

geluiddicht

  1. zodanig geïsoleerd dat geluiden niet binnen kunnen dringen of de ruimte verlaten
    • Deze kamer is een vrijwel geluiddichte ruimte. 
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be