Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·krenkt·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gekrenktheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gekrenktheidv

  1. het zich beledigd voelen; het gekwetst zijn
     Op het moment dat de tsaar het nieuws voor het eerst hoorde, deed hij, onder invloed van verontwaardiging en gekrenktheid, de uitspraak die sindsdien beroemd is geworden, een uitspraak die hem beviel en zijn gevoelens volkomen weergaf.[2]
     ,,Mijn cliënt wilde na het waarschuwingsschot weglopen, maar draaide zich om toen hij werd aangesproken door Bas van Wijk. Het slachtoffer wilde bemiddelen, wilde praten, probeerde de boel te sussen." El Y. zou hebben geschoten uit "gekrenktheid". Na het schieten gaf de eigenaar zijn imitatie-Rolex mee aan de schutter, maar de diefstal was volgens Hammerstein nooit de opzet.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028251151
  3.   Weblink bron “Advocaat: schutter wilde Bas van Wijk niet doodschieten” (22-04-2021), Tubantia