• ge·jaagd
vervoeging van: jagen…
verbogen vorm: gejaagde

gejaagd

  1. voltooid deelwoord van jagen
    • Om die veranderingen mogelijk te maken, worden vandaag de eerste wetsvoorstellen door het Franse parlement gejaagd. De hervormingen waren gisteren goedgekeurd in de ministerraad. De snelheid van de hervormingen zijn met name om ‘in 2019 met een nieuw elan te beginnen', aldus een woordvoerder van Macron. [2] 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gejaagd gejaagder gejaagdst
verbogen gejaagde gejaagdere gejaagdste
partitief gejaagds gejaagders -

gejaagd [3]

  1. druk; overvol; haastig; gestrest
    • “Je neemt even afstand van de gejaagde werkelijkheid, hebt tijd voor jezelf, ziet veel onderweg en ontmoet interessante mensen.” [4] 
    • In 2007 emigreerde hij naar het Afrikaanse land om zijn droom na je jagen. Hij had genoeg van de westerse, gejaagde, materialistische wereld. Na omzwervingen via Thika, Nairobi, Narok bij de Masaï en Lake Victoria is de Achterhoekse boerenzoon (hij deed de Middelbare Agrarische school) een boerderij aan het opzetten aan de kust. Trots laat hij foto's zien van zijn zelfgebouwde lemen hutje met een dak van palmbladeren. [5] 
    • Het gejaagde gevoel is een van de redenen waarom driekwart van de vrouwen nog altijd deeltijd werkt, en zelfs als de kinderen groter worden niet meer uren wil maken. Ook alleenstaande vrouwen zonder kinderen voelen zich vaak opgejaagd, vermoedelijk omdat zij meer dan de vrijgezelle man tijd steken in het huishouden en sociale contacten. [6] 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[7]