Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gei·ten·kaas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geitenkaas geitenkazen
verkleinwoord geitenkaasje geitenkaasjes

Zelfstandig naamwoord

de geitenkaasm

  1. (voeding) van geitenmelk gemaakte kaas
     Barbie en ik sloten ons uren op in de keuken om het feestmaal voor te bereiden. Hij concentreerde zich op het maken van taco’s en ik stortte me op een spinaziesalade, vol noten, geitenkaas en kip.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be