Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·brek·kig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gebrekkigheid gebrekkigheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gebrekkigheidv

  1. de mate waarin iets gebreken vertoont
     Hij keek dwars door de drijfveren van hun pathos, de gebrekkigheid van hun medeleven en het mechanisme van hun redeneringen heen.[2]
  2. gebreken die iets of iemand heeft
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen