Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·bits·ziek·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gebitsziekte gebitsziektes
gebitsziekten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gebitsziektev

  1. (medisch) aandoening van het gebit.
    • Caries is een van de belangrijkste gebitsziektes. 

Gangbaarheid