Nederlands

 
gebedenboek
Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·be·den·boek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gebedenboek gebedenboeken
verkleinwoord gebedenboekje gebedenboekjes

Zelfstandig naamwoord

het gebedenboeko

  1. (religie) boek waarin door de kerk goedgekeurde gebeden staan
     Ze durfde niets te vragen, trok zich weer terug en deed de deur dicht; nu eens ging ze in haar fauteuil zitten, dan weer pakte ze haar gebedenboek of knielde ze neer voor de iconen.[2]
     Bijzondere aankopen die het fonds steunt zijn bijvoorbeeld een middeleeuws gebedenboek voor het Joods Historisch Museum, een jonge Rembrandt voor De Lakenhal en een uniek skelet van een Tyrannosaurus Rex.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron
    Annephine van Uchelen
    “Aankopen Nederlandse musea onder druk” (18-06-2016,), NOS