Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gas·mon·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gasmonteur gasmonteurs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gasmonteurm

  1. iemand die voor zijn beroep gasinstallaties bouwt, onderhoudt of repareert
    • Door het kleine foutje van de gasmonteur ontplofte de hele flat. 

Gangbaarheid