gasmonteur
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gasmonteur (hulp, bestand)
Woordafbreking
- gas·mon·teur
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gas en monteur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gasmonteur | gasmonteurs |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de gasmonteur m
- iemand die voor zijn beroep gasinstallaties bouwt, onderhoudt of repareert
- Door het kleine foutje van de gasmonteur ontplofte de hele flat.
Gangbaarheid
- Het woord 'gasmonteur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.