Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gan·zen·pen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ganzenpen ganzenpennen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

ganzenpen v/m [1]

  1. veer van een gans die men als pen kan gebruiken

Gangbaarheid

77 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[2]


Verwijzingen