Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gaat voor·af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voorafgaan

gaat (...) vooraf

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorafgaan
    • Jij gaat vooraf. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorafgaan
    • Hij gaat vooraf. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorafgaan
    • Gaat vooraf!