Latijn

Uitspraak
  • IPA: /fruːˈmɛntʊ(m)/
Woordafbreking
  • fru·men·tum
Woordherkomst en -opbouw
  • Samentrekking van *frugimentum, dat afgeleid is van frŭi met het achtervoegsel -mentum.

Zelfstandig naamwoord

frūmĕntum o

  1. (graan) koren, graan, tarwe
  2. korenrantsoen
  3. (meervoud) vijgenpitten
Verbuiging
Overerving en ontlening