• fout·lijn
enkelvoud meervoud
naamwoord foutlijn foutlijnen
verkleinwoord - -

de foutlijnv / m

  1. (sport) (honkbal) elke van beide haaks op elkaar staande lijnen die vanaf de thuisplaat langs het eerste en het derde honk lopen
     In de wedstrijd van gisteravond tussen Nederland en de Verenigde Staten (1-11) stond het in de vijfde inning 1-1 en hadden de Amerikanen alle drie de honken bezet toen Scaletta de bal net aan de verkeerde kant van de foutlijn over de omheining joeg.[3]
  2. (sport) (bowling) lijn waar je achter moet blijven staan als je de bal gooit
     Halverwege de game maakte hij een beginnersfout door met zijn linkervoet over de foutlijn te glijden.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. foutlijn op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Johan Carbo
    Belgen hopen op finaleplaats voor Oranje-formatie : Organisatie in Antwerpen heeft publiek uit Nederland nodig in: Het Parool  , jrg. 43 nr. 11789 (21 juli 1983), p. 12 kol. 1
  4.   Weblink bron
    Dennis Meinema
    “Hoe een bliksembeveiliger wereldkampioen bowlen werd” (18 januari 2018) op nrc.nl