• flirt
vervoeging van
flirten

flirt

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van flirten
  2. gebiedende wijs van flirten
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • flirt

flirt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs bedrijvende vorm van flirten


  • Leenwoord uit het Engels

flirt monbezield

  1. flirt, het flirten


  • Leenwoord uit het Engels

flirt monbezield

  1. flirt, het flirten


  • flirt
  • Leenwoord uit het Engels

flirt monbezield

  1. flirt, het flirten
    «To je pouhý flirt
    Dat was slechts een flirt.