• flau·we·kul
enkelvoud meervoud
naamwoord flauwekul -
verkleinwoord flauwekulletje flauwekulletjes

deflauwekulm

  1. (informeel) iets wat in geen enkel opzicht zinvol is of iets van nut of betekenis heeft
    • Als ze nu eens zouden beginnen al die administratieve flauwekul af te schaffen voor het onderwijzend personeel, zou er dan niet minder stress zijn bij die mensen? [3] 
  2. (verouderd), (voeding) leverworst in het zuur, die als snack vooral in het Amsterdam van vóór de Tweede Wereldoorlog populair was
    • Flauwekul is leverworst met een uitje. 

[1]

  • Delen door nul is flauwekul
(wiskunde) Geen enkel getal laat zich door 0 delen
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]