• fi·ool
enkelvoud meervoud
naamwoord fiool fiolen
verkleinwoord fiooltje fiooltjes

de fioolv / m

  1. (medisch) een medicijnflesje
12 % van de Nederlanders;
16 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be