• fiets·strook
enkelvoud meervoud
naamwoord fietsstrook fietsstroken
verkleinwoord fietsstrookje fietsstrookjes

de fietsstrookv / m

  1. (verkeer) 'rijstrook' voor fietsers die door een streep is afgescheiden van de rijbaan
    • Formeel is een fietsstrook geen rijstrook omdat hij niet breed genoeg is voor een motorvoertuig op vier wielen.