fietsslotpaal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fiets·slot·paal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van fietsslot en paal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fietsslotpaal | fietsslotpalen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de fietsslotpaal m
- verankerde voorziening met een oog waaraan men het fietsslot (b.v. kettingslot) kan bevestigen
Gangbaarheid
- Het woord 'fietsslotpaal' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.