Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fiets·slot·paal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fietsslotpaal fietsslotpalen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de fietsslotpaalm

  1. verankerde voorziening met een oog waaraan men het fietsslot (b.v. kettingslot) kan bevestigen

Gangbaarheid