fibril

Nederlands

[1] collageen fibrillen

Uitspraak

• Geluid:  fibril    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• fi·bril

Woordherkomst en -opbouw

• uit het Latijn

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	fibril	fibrillen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de fibril v / m

1. (anatomie) cel of weefsel dat zich gedraagt als een vezel
2. (anatomie) trilhaar

Gangbaarheid

• Het woord fibril staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fibril" herkend door:

40 %	van de Nederlanders;
47 %	van de Vlamingen.