feestgewoel
- Geluid: feestgewoel (hulp, bestand)
- feest·ge·woel
- samenstelling van feest en gewoel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | feestgewoel | - |
verkleinwoord | - | - |
het feestgewoel o
- de drukke bewegingen van een feestende massa
- Hij stortte zich met overgave en zijn zoveelste biertje in het feestgewoel.
- Het woord feestgewoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.