feestbeest
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: feestbeest (hulp, bestand)
Woordafbreking
- feest·beest
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van feest en beest [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | feestbeest | feestbeesten |
verkleinwoord | feestbeestje | feestbeestjes |
Zelfstandig naamwoord
het feestbeest o
- (informeel) iemand die (te) veel van feesten houdt
- Hij is een echt feestbeest. Ieder weekend gaat hij naar party's.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord feestbeest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "feestbeest" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ feestbeest op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be