Nederlands

 
fanshop
Uitspraak
Woordafbreking
  • fan·shop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fanshop fanshops
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de fanshopm

  1. winkel waar men artikelen aan bewonderaars verkoopt die betrekking hebben op de bewonderde
    • Voor de Taptoe op 16 juni zijn vierduizend kaarten beschikbaar. Inmiddels zijn er 1.500 verkocht. Ze kosten 12,50 euro per persoon (kinderen in de basisschoolleeftijd gratis) en zijn verkrijgbaar in de fanshop van Heracles, het Huis van Katoen en Nu en via bertnijhuis52@gmail.com. [1] 
    • De tijd dat de Nederlandse Formule 1-fans vooral naar de Ardennen afreisden, is voorbij. En misschien helpt het uitblijven van voetbalsucces ook een handje. Nu staat de oranjecamping niet in Rusland, maar in Stiermarken, waar de Max Verstappen Fanshop uitstekende zaken doet. [2] 

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen