Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·mi·lie·feest
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord familiefeest familiefeesten
verkleinwoord familiefeestje familiefeestjes

Zelfstandig naamwoord

het familiefeesto

  1. een feest dat samen met familie gevierd wordt
    • Op oma's verjaardag werd altijd een familiefeest georganiseerd. 
     Foodtrucks zijn met name populair op festivals. Maar ze worden tegenwoordig ook regelmatig ingehuurd voor familiefeesten of bedrijfsevenementen. Onno van Gent, die een website runt om foodtrucks te boeken, zegt tegen de KvK dat naar schatting daarom nu 65 procent van uitbaters fulltime bezig is met hun foodtruckonderneming.[1]
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Aantal foodtruckondernemingen sinds 2017 verdubbeld, vaker fulltime uitbaters” (17 mei 2022), NOS