Slowaaks

Uitspraak
  • IPA: /faɛrskiː/

Bijvoeglijk naamwoord

faerský

  1. (demoniem) Faeröers; met betrekking tot de eilandengroep Faeröer
  2. (demoniem) Faeröers; met betrekking tot het autonome gebied Faeröer
  3. (demoniem) Faeröers; met betrekking tot het volk de Faeröerders
  4. (taal) Faeröers; met betrekking tot de taal het Faeröers
Typische woordcombinaties
Verwante begrippen


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /faɛrskiː/


Woordafbreking
  • faer·ský

Bijvoeglijk naamwoord

faerský

  1. (demoniem) Faeröers; met betrekking tot de eilandengroep Faeröer
  2. (demoniem) Faeröers; met betrekking tot het autonome gebied Faeröer
  3. (demoniem) Faeröers; met betrekking tot het volk de Faeröerders
  4. (taal) Faeröers; met betrekking tot de taal het Faeröers
Verbuiging


Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
Verwante begrippen


Verwijzingen