stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
explorer
explorais
exploré
eerste groep volledig

explorer

  1. overgankelijk (aardrijkskunde) (onbekende gebieden) ontdekken, een ontdekkingstocht doen
  2. overgankelijk (figuurlijk) (onbekende wetenschapsgebieden, afdelingen, secties e.d.) ontdekken, aftasten
  1. Bronlink Weblink bron explorer in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr