excommuniceren
- ex·com·mu·ni·ce·ren
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘in de kerkban doen’ voor het eerst aangetroffen in 1540 [1]
- afgeleid van het Franse excommunier (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
excommuniceren |
excommuniceerde |
geëxcommuniceerd |
zwak -d | volledig |
excommuniceren
- het in de kerkban doen van een persoon.
- Men ging over tot excommuniceren toen iemand strafbare feiten begaan bleek te hebben.
1.
- Het woord excommuniceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "excommuniceren" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "excommuniceren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be