Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • exact
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘nauwkeurig’ voor het eerst aangetroffen in 1652 [1]
  • van Frans exact
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen exact exacter exactst
verbogen exacte exactere exactste
partitief exacts exacters -

Bijvoeglijk naamwoord

exact

  1. zonder benadering, precies vastgesteld
    • De exacte locatie is nog niet bekend. 
    • Het resultaat is exact hetzelfde als de vorige keer. 
     Het is op deze klaarlichte dag in de Oranjestraat in Vroomshoop even zoeken naar de exacte plek langs het kanaal. „Het was toen een uur of drie, half vier ’s nachts. Donker dus. En we hadden wat gedronken”, vertelt Thomas Olsman.[2]
     Ze houdt van geschiedenis en waardeert het verleden. Ze weet altijd elke dag exact wat we precies een jaar geleden hebben gedaan.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "exact" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2.   Weblink bron
    Ron Hemmink
    “René (19) en Thomas (18) uit Westerhaar redden man uit kanaal: ‘Vrij normaal dat je iemand helpt’” (08-06-2020), Tubantia
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Engels

Uitspraak

Bijvoeglijk naamwoord

exact

  1. precies, exact


Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

exact

  1. precies, exact
Overerving en ontlening