eva
Niet te verwarren met: Eva, e.v.a. |
- eva
- eponiem; afgeleid van Eva en de eerste vrouw volgens de Bijbel; gespeld met een kleine letter volgens spellingregel 16.C [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eva | eva's |
verkleinwoord | evaatje | evaatjes |
de eva v
- vrouw die wordt beschouwd als de eerste van een afstammingsreeks
- Eerder onderzoek suggereerde dat de oermoeder, de eva van het mitochondriaal DNA, een stuk vroeger leefde dan de adam van het Y-chromosoom. [2]
- (kleding) (verouderd) smal schortje vanaf het middel
- Het duurde een minuut of wat alvorens een eigenaardig sloffen in het voorhuis de aankomst eener bejaarde keukenmeid verried, die eerst natuurlijk den aardappel, waaraan zij bezig was, had moeten afschillen, daarna den bak van haar schoot en haar beide voeten van haar stoof zetten, om vervolgens haar roode muilen aan te trekken, haar neus met het buitenste van haar hand af te vegen, haar eva in de schuinte op te slaan, en den langen weg te aanvaarden, die van de keukendeur tot aan den barometer twintig, en van den barometer tot de mat zes stappen vergde. [3]
- [1] oermoeder, stammoeder
- [1] adam
- Het woord eva staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eva" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "Adam dan toch van bil met Eva" (1 augustus 2013) op website: eoswetenschap.eu; geraadpleegd 2018-10-10
- ↑ Beets, N."De Familie Stastok." in: Camera Obscura. 7e druk (1871) Erven F. Bohn, Haarlem; p. 38; geraadpleegd 2018-10-10
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
eva
- water, kleurloze vloeistof