Nederlands

 
een ets van Rembrandt
Uitspraak
Woordafbreking
  • ets
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘door etsen verkregen voorstelling’ voor het eerst aangetroffen in 1866 [1]
  • Ontleend aan Vroegnieuwhoogduits etzen [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ets etsen
verkleinwoord etsje etsjes

Zelfstandig naamwoord

ets v/m [3]

  1. afbeelding gemaakt met behulp van inbijting van zuur
  2. plaat met een dergelijke afbeelding
    • De kunstenaar had zijn ets net op tijd af. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
etsen

ets

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van etsen
    • Ik ets. 
  2. gebiedende wijs van etsen
    • Ets! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van etsen
    • Ets je? 

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen