Spaans

Werkwoord

vervoeging van
estirar

estiraba

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van estirar
  2. derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van estirar
vervoeging van
estirarse

estiraba

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van estirarse
  2. derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van estirarse