Portugees

enkelvoud meervoud
esposa esposas

Zelfstandig naamwoord

esposa v

  1. (familie) echtgenote


Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • es·po·sa
enkelvoud meervoud
esposa esposas

Zelfstandig naamwoord

esposa v

  1. (familie) echtgenote, vrouwelijke vorm van esposo
Synoniemen
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
esposar

esposa

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van esposar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van esposar