Spaans

Uitspraak
  • IPA: /eskɾi'βir/
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
escribir
escribía
escrito
volledig

Werkwoord

escribir

Woordafbreking
  1. schrijven
  1. (~ con) schrijven met
    «escribir en neerlandés »
    Nederlands schrijven