• er·te·gen·op
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     tegenop  
 persoonlijk     ertegenop  
aanwijz.   nabij     hiertegenop  
  veraf     daartegenop  
  vragend/betrekk.     waartegenop  

(scheidbaar)
ertegenop

  1. vervangt persoonlijk vnw. : *tegen+het+op, tegen+ze+op: iets beklimmend
    • Hij ziet ertegenop als tegen een berg. 
    • Hij kijkt er niet zo tegenop. 
77 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be