Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • er·rei·chen
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
erreichen
/ɛɐ̯'ʀaɪ̯çən/
erreichte
/ɛɐ̯'ʀaɪ̯çtə/
erreicht
/ɛɐ̯'ʀaɪ̯çt/
volledig

Werkwoord

erreichen

  1. bereiken